Iedere dode moet worden vervoerd naar een plek buiten de woongemeenschap, waar de begraving, bijzetting of crematie zal plaatsvinden.

2005 04 Uitvaart April Vervoer2 

Over vervoer in de prehistorie is weinig bekend. De oudste gegevens komen via de Romeinse geschiedschrijver Tacitus (plm. 99 na Chr.) die vermeldt dat bij Germaanse stammen in Midden- en Noord-Europa de dode door vier mannen op zijn schild werd gedragen. Na de kerstening van een groot deel van Europa komen de vele synodes die alles gaan regelen, zoals bijvoorbeeld de Synode van Macon (d.d. 23 oktober 585), die bepaalt dat het kerk-of lijkpad (in de praktijk hetzelfde) vier mollisvoeten (1 meter 20) breed moet zijn, opdat vier personen de vijfde naar de kerk kunnen dragen, de dode ter aarde bestellen.

In 785 werd dit op het concilie van Paderborn nog eens voor Noord-Europa bekrachtigd. Het kan niet anders dan dat dragen op een dergelijk smal pad per draagberrie en op de schouders ging. Gezien de korte afstand van sterfhuis tot kerkhof was dit geen probleem. Zelf heb ik in kleine Friese dorpen dikwijls deze langzaam, onder het luiden van de klokken, voortschrijdende stoeten gezien. Zeer indrukwekkend. De boerenbevolking had de beschikking over paard en wagen en ook deze vorm van uitvaartvervoer komt gelukkig nog steeds voor.
Moeilijkheden kwamen pas echt, nadat het per 1 januari 1829 verboden was om binnen de muren van de stad te begraven.

Het dragen van de overledene naar het graf werd hierdoor bemoeilijkt, aangezien de nieuwe begraafplaatsen dikwijls ver buiten de stadsgrenzen werden aangelegd. Zo kwam de lijkkoets in beeld en voor wie het kon betalen ook de volgkoets. Dikwijls waren de koetsen eigendom van de Nederlands Hervormde Diaconie, die door de exploitatie hiervan enige financiële compensatie genoot voor het niet meer kunnen begraven in de kerk of op het kerkhof.

 

Een van de eerste lijkauto’s reed in 1909 in Berlijn. Het was een normale koets die reed op een elektromotor, die werd aangedreven door accu’s die weer verborgen zaten onder de bok van de koets. Het was een sensatie: een lijkkoets zonder paarden. De actieradius was echter klein en tot ongeveer 1930 werden lijkauto’s meestal uitsluitend gebruikt voor vervoer over grotere afstanden. 

De eerste lijkauto in Nederland was een Spijker, gekocht door de firma lnnemee te Den Haag. Met deze wagen was men voor de afstand van Den Haag naar het in 1914 geopende crematorium te Driehuis/Westerveld gemiddeld zes à zeven uur onderweg. Als men tenminste onderweg geen pech kreeg. Om deze vervelende situatie te verhelpen, reed meestal een monteur mee. Maar ondanks de vele vooroordelen en technische moeilijkheden was een nieuw tijdperk aangebroken.

HENK KOK

Bron: Vakblad Uitvaart April 2005